vrijdag 24 februari 2017

'De Globalisering Paradox' van Dani Rodrik - enkele kanttekeningen

De Globaliseringsparadox - waarom mondiale vrijhandel, de natiestaat en democratie niet samengaan

Auteur: Dani Rodrik
Uitgeverij Amsterdam University Press, 2015
ISBN 978 90 8964 90 10, 380 pag
Vertaling van ‘The Globalization Paradox - Democracy and the Future of the World Economy’ (2011)


De Globaliseringsparadox

De essentiële bijdrage van dit boek is de stelling dat nationale soevereiniteit, internationale vrijhandel en democratie drie krachten zijn waarvan je er twee kan hebben, niet alle drie tegelijk. De diversiteit van mensen en de verschillen in allerlei preferenties zijn zo groot dat het verder opgeven van nationale soevereiniteit om te globaliseren op de duur onhoudbaar is, tenzij je de democratie uitschakelt. Als er al iets uit te schakelen of verminderen valt dan is het wel de globalisering. Er bestaat namelijk nauwelijks echte internationale soevereiniteit met krachtige gezagsuitoefening. Dat gebeurt nog steeds binnen nationale staten, hoezeer we ook denken dat “de wereld ons dorp” wordt.

Historische context

Om deze centrale stelling in context te zetten en historisch te verantwoorden gaat de auteur eerst ver terug in de geschiedenis van de welvaartscreatie in Westers perspectief. Het boek begint met het verhaal van de verkoop van Canadese beverhuiden in Londen in 1671, een voorbeeld van mercantilisme, net als de slavenhandel trouwens, waarbij de monopolies van zakenimperia beschermd werden door koninklijke privileges. Heersers en vorsten deelden privileges uit en met deze monopolies konden de “verenigde compagnieën” doen wat ze wilden en het soort “vrede” dat zij brachten in stand houden met het oog op koopmanschap.

Pas later kwam de doorbraak van de “open en vrije markten” op. Gesteund door het gedachtegoed van Adam Smith en David Ricardo en de theorie van de comparatieve voordelen, brak de internationale vrijhandel overal door, los van staatsmonopolies en gesteund door de “gouden standaard”. Dat leidde tot een grote bloeiperiode van Westerse welvaart die duurde tot aan de eerste wereldoorlog in 1914.

Internationale vrijhandel, protectionisme en multilaterale instellingen

Daarna kwam een periode van protectionisme en onverstandige financiële beslissingen die uiteindelijk tot de economische ramp van de jaren 1930 hebben geleid. Met dank aan Keynes begon daarna een nieuwe, lange periode van bloei op basis van toenemende vrijhandel met gepaste regelgeving, direct na de tweede wereldoorlog. Die regelgeving en ordening gebeurde via de Bretton Woods instellingen, met andere woorden het IMF om schuldenlasten op te vangen, en de Wereldbank om de armoede te verminderen. Wat de internationale handel betreft werden de General agreements on trade, de GATT, ingevoerd wat tot succesvolle rondes van handelsliberalisatie heeft geleid voornamelijk tussen Westerse landen.

Effect op de positie van arme landen - arbeid, handel en kapitaalverkeer 

De soepele handelsonderhandelingen van de GATT werden vervolgens georganiseerd binnen de Wereldhandelsorganisatie (WTO), een van de UN of multilaterale instellingen. Zo begon in 2001 op vraag van de ontwikkelingslanden (OL) de Doha Round. Over deze inspanningen voor arme landen op gebied van handelspolitiek vertelt Rodrik weinig goeds. Hij is eigenlijk van mening dat de OL veel meer te halen hebben uit vrij arbeidsverkeer dan uit vrijhandel of open kapitaalverkeer. Hij voegt er een gedurfd voorstel aan toe: een pleidooi voor tijdelijke arbeidsmobiliteit vanuit OL naar de Westerse landen. Dit hoofdstuk is naar mijn smaak het meest creatieve deel van het boek.

De kernidee van Bretton Woods leidde geleidelijk tot de zogenaamde “Washington consensus” met nadruk op internationale handelspolitiek met open markten, privatiseringen en vrij betalingsverkeer. Dit werd haast de officiële leer, wereldwijd. De opkomst van China veranderde wel veel, maar sinds China ook lid werd van de WTO en meegaat met de neoliberale trend lijkt deze trend, en het Chinese economische succes niet te stoppen.

Waarom mondiale vrijhandel, de natiestaat en democratie niet samengaan

Maar, zegt de auteur, er is een grens aan internationale vrijhandel van goederen, diensten en kapitaal. De nationale soevereiniteit blijft onvermijdelijk omdat mensen nu eenmaal zeer verschillend zijn en zich moeilijk met bredere “hogere” instellingen dan de natiestaat kunnen vereenzelvigen. Dus ja voor de natiestaat, en ja voor democratie, en voorzichtig met de globalisering. Regels kunnen afgesproken worden tussen natiestaten omtrent internationale handel in de WTO, maar de natiestaten voeren daar uiteindelijk het hoge woord. De auteur voegt interessante overwegingen toe over de rol van de EU als hybride supra-nationaal instituut met veel intern vrijgemaakt verkeer maar met weinig politieke eenmaking.

Er is een profetische kant aan dit boek. Het verscheen in 2011 in Amerika en is pas sinds kort vertaald in het Nederlands en het onderwerp blijft uitermate actueel. Wie goed luistert naar Trump en de varianten van het populisme weet dat nu een nationalistische, protectionistische wind waait. De open, vrije internationale handel wordt ter discussie gesteld. Wat daarvan goed en niet goed is wordt in dit boek grondig besproken.

Rodrik brengt een genuanceerd verhaal over het nut van, en ook de grenzen aan, de globalisering. Hij doet dat door uitgebreid op een “Trilemma” uit te komen, een dilemma met drie factoren. Alle drie tegelijk hun gang laten gaan, dat kan niet, betoogt hij. Tussen de natiestaat, de democratie, en de globalisering moeten onvermijdelijk keuzen worden gemaakt.

Blogpost door Karel van Hoestenberghe, februari 2017