vrijdag 24 februari 2017

'De Globalisering Paradox' van Dani Rodrik - enkele kanttekeningen

De Globaliseringsparadox - waarom mondiale vrijhandel, de natiestaat en democratie niet samengaan

Auteur: Dani Rodrik
Uitgeverij Amsterdam University Press, 2015
ISBN 978 90 8964 90 10, 380 pag
Vertaling van ‘The Globalization Paradox - Democracy and the Future of the World Economy’ (2011)


De Globaliseringsparadox

De essentiële bijdrage van dit boek is de stelling dat nationale soevereiniteit, internationale vrijhandel en democratie drie krachten zijn waarvan je er twee kan hebben, niet alle drie tegelijk. De diversiteit van mensen en de verschillen in allerlei preferenties zijn zo groot dat het verder opgeven van nationale soevereiniteit om te globaliseren op de duur onhoudbaar is, tenzij je de democratie uitschakelt. Als er al iets uit te schakelen of verminderen valt dan is het wel de globalisering. Er bestaat namelijk nauwelijks echte internationale soevereiniteit met krachtige gezagsuitoefening. Dat gebeurt nog steeds binnen nationale staten, hoezeer we ook denken dat “de wereld ons dorp” wordt.

Historische context

Om deze centrale stelling in context te zetten en historisch te verantwoorden gaat de auteur eerst ver terug in de geschiedenis van de welvaartscreatie in Westers perspectief. Het boek begint met het verhaal van de verkoop van Canadese beverhuiden in Londen in 1671, een voorbeeld van mercantilisme, net als de slavenhandel trouwens, waarbij de monopolies van zakenimperia beschermd werden door koninklijke privileges. Heersers en vorsten deelden privileges uit en met deze monopolies konden de “verenigde compagnieën” doen wat ze wilden en het soort “vrede” dat zij brachten in stand houden met het oog op koopmanschap.

Pas later kwam de doorbraak van de “open en vrije markten” op. Gesteund door het gedachtegoed van Adam Smith en David Ricardo en de theorie van de comparatieve voordelen, brak de internationale vrijhandel overal door, los van staatsmonopolies en gesteund door de “gouden standaard”. Dat leidde tot een grote bloeiperiode van Westerse welvaart die duurde tot aan de eerste wereldoorlog in 1914.

Internationale vrijhandel, protectionisme en multilaterale instellingen

Daarna kwam een periode van protectionisme en onverstandige financiële beslissingen die uiteindelijk tot de economische ramp van de jaren 1930 hebben geleid. Met dank aan Keynes begon daarna een nieuwe, lange periode van bloei op basis van toenemende vrijhandel met gepaste regelgeving, direct na de tweede wereldoorlog. Die regelgeving en ordening gebeurde via de Bretton Woods instellingen, met andere woorden het IMF om schuldenlasten op te vangen, en de Wereldbank om de armoede te verminderen. Wat de internationale handel betreft werden de General agreements on trade, de GATT, ingevoerd wat tot succesvolle rondes van handelsliberalisatie heeft geleid voornamelijk tussen Westerse landen.

Effect op de positie van arme landen - arbeid, handel en kapitaalverkeer 

De soepele handelsonderhandelingen van de GATT werden vervolgens georganiseerd binnen de Wereldhandelsorganisatie (WTO), een van de UN of multilaterale instellingen. Zo begon in 2001 op vraag van de ontwikkelingslanden (OL) de Doha Round. Over deze inspanningen voor arme landen op gebied van handelspolitiek vertelt Rodrik weinig goeds. Hij is eigenlijk van mening dat de OL veel meer te halen hebben uit vrij arbeidsverkeer dan uit vrijhandel of open kapitaalverkeer. Hij voegt er een gedurfd voorstel aan toe: een pleidooi voor tijdelijke arbeidsmobiliteit vanuit OL naar de Westerse landen. Dit hoofdstuk is naar mijn smaak het meest creatieve deel van het boek.

De kernidee van Bretton Woods leidde geleidelijk tot de zogenaamde “Washington consensus” met nadruk op internationale handelspolitiek met open markten, privatiseringen en vrij betalingsverkeer. Dit werd haast de officiële leer, wereldwijd. De opkomst van China veranderde wel veel, maar sinds China ook lid werd van de WTO en meegaat met de neoliberale trend lijkt deze trend, en het Chinese economische succes niet te stoppen.

Waarom mondiale vrijhandel, de natiestaat en democratie niet samengaan

Maar, zegt de auteur, er is een grens aan internationale vrijhandel van goederen, diensten en kapitaal. De nationale soevereiniteit blijft onvermijdelijk omdat mensen nu eenmaal zeer verschillend zijn en zich moeilijk met bredere “hogere” instellingen dan de natiestaat kunnen vereenzelvigen. Dus ja voor de natiestaat, en ja voor democratie, en voorzichtig met de globalisering. Regels kunnen afgesproken worden tussen natiestaten omtrent internationale handel in de WTO, maar de natiestaten voeren daar uiteindelijk het hoge woord. De auteur voegt interessante overwegingen toe over de rol van de EU als hybride supra-nationaal instituut met veel intern vrijgemaakt verkeer maar met weinig politieke eenmaking.

Er is een profetische kant aan dit boek. Het verscheen in 2011 in Amerika en is pas sinds kort vertaald in het Nederlands en het onderwerp blijft uitermate actueel. Wie goed luistert naar Trump en de varianten van het populisme weet dat nu een nationalistische, protectionistische wind waait. De open, vrije internationale handel wordt ter discussie gesteld. Wat daarvan goed en niet goed is wordt in dit boek grondig besproken.

Rodrik brengt een genuanceerd verhaal over het nut van, en ook de grenzen aan, de globalisering. Hij doet dat door uitgebreid op een “Trilemma” uit te komen, een dilemma met drie factoren. Alle drie tegelijk hun gang laten gaan, dat kan niet, betoogt hij. Tussen de natiestaat, de democratie, en de globalisering moeten onvermijdelijk keuzen worden gemaakt.

Blogpost door Karel van Hoestenberghe, februari 2017

vrijdag 27 januari 2017

De Globaliseringsparadox - van auteur Dani Rodrik

Maandag 20 februari 2017 om 14:00 uur in Amsterdam besprak BoekWorc:
De Globaliseringsparadox - van auteur Dani Rodrik (2015).

Het boek is een vertaling van ‘The globalization paradox: democracy and the future of the world economy’ (2011).

Auteur Dani Rodrik is hoogleraar Internationale Politieke Economie aan Harvard University.

Meedoen met BoekWorc? De Boekworc groep bestaat uit 6 vaste leden. Als je benieuwd bent naar een specifiek boek, dan ben je welkom om (ook eenmalig) mee te doen. We verwachten dan dat je het boek hebt gelezen. Je kunt je aanmelden bij Margo Kooijman, margo.kooijman@ziggo.nl

dinsdag 10 januari 2017

International Aid and the Making of a Better World - Boekworc discussie

Boekworc bespreking 19 december 2016 over:
Rosalind Eyben - Internatioanl Aid and the Making of a Better World
(2014, Uitgeverij Routledge)

Het boek is een professionele autobiografie: de schrijfster beschrijft haar levensloop aan de hand van de ideeën die ze heeft ontwikkeld tijdens de verschillende functies die ze vervulde. Afkomstig uit een orthodox communistisch nest studeerde ze antropologie, werd door haar huwelijk ´dependent huisvrouw´ van een neokoloniaal opererende ont­wikkelingswerker in een aantal Belgische en Franse ex-koloniën, functioneerde daarna een aantal jaren als consultant voor verschillende multilaterale organisaties, daarna als beleidsmedewerkster bij DfID, en tenslotte als weten­schappelijk medewerkster bij het ODI (Overseas Development Institute).

Kritische reflectie en sociale ontwikkeling
Het centrale thema van haar werk was het propageren en toepassen van sociale ontwik­kelingsmethoden, als tegenhanger van louter economische ontwikkeling. Deze carrière beschrijft ze tegen de achtergrond van de evolutie van het ontwikkelingsdenken vanaf het begin van de OS tot heden. Ze gebruikt hiervoor de kritisch-reflexieve methode, die in het kort inhoudt dat je niet alleen ervaringskennis en theorieën ge­bruikt om de proble­men op te lossen die je beroepsmatig tegenkomt, maar dat je je ook telkens rekenschap geeft van het waarom van die keuzen vanuit je persoonlijke levensideologie. Zo kom je tot een professio­neel zelfinzicht dat je beschermt tegen de vele valkuilen die zich bij het bedrijven van OS voordoen.

'Weten en niet-weten' contradictie
Omdat Eyben zich met deze reflexieve methode dwingt om uiterst zelfkritisch te zijn, zijn we er getuige van dat ze zich niet geheel van een Engels-imperiale ballast heeft kunnen ontdoen bij het nastreven van sociale ontwikkeling in de vele landen waar ze langer of korter werkzaam is. Dat is één van de aspecten van haar beroepsuitoefening waar er van contradicties sprake is.
Belangwekkender voor ons als ontwikkelingswerkers is de hoofd contradictie die in haar leven speelt: Dat is die van het weten en het niet weten. Ze ziet een gelijkenis tussen haar ouders die het uit idea­lisme veel te lang met hun geweten op een akkoordje gooiden ten aanzien van de misdaden van Stalin, en haar eigen bedrijven van OS vanuit allerlei gelijkheids-, rechts- en demo­cratiseringsidealen terwijl de institutie van waaruit ze werkt dingen van haar eist die daarmee in tegenspraak zijn. Sterker nog, als ze bij DfID werkt introduceert ze zelf de sociale ontwikkelingsgedachte (rechtenbenadering, emancipatie, participatie) met politiek manipulatieve methoden waar ze zich ach­teraf voor geneert. Ze heeft er echter wel succes mee want ze krijgt overal in het ministe­rie mensen geplaatst die haar visie delen.

Als ze velddirecteur DfID-Bolivia is merkt ze van zichzelf dat ze -alweer- veel te veel tegen de macht aankruipt en haar doelgroepen en hun rechten uit het oog aan het verliezen is. Ze gaat zich dan activistischer opstellen -en dat betekent het einde van haar aanstelling.

Van resultaatgericht naar procesgericht en eigenaarschap
Ze is zich haar hele loopbaan sterk bewust van de tegenstelling tussen de steeds toene­mende tendens tot resultaatgerichtheid, en het bereiken van werkelijk eigenaarschap. Het centrum van de macht (DfID, het Ministerie voor OS) eist steeds stringentere rekenschap en verantwoording vanuit het veld. De vooraf gestelde resultaten moeten binnen een afzienbare tijdsmarge worden bereikt, anders geldt het als programma mislukt. Als je echter wilt dat je doelgroep werkelijk eigenaar van zijn eigen ontwikkeling is, moet je diens 'proces': levensritme, sociale context, probleemdefini­tie, oplossingskeuzen, en methoden respecteren. De gepropageerde 'best practices' zijn dan per definitie een slag in de lucht. En als je, zoals het officiële beleid het wil zien, het eige­naar­schap via budgetsteun in handen van het lokale regime legt, loop je kans dat dit regime in de ogen van jouw doelgroepen iedere legitimiteit mist. Die heb­ben dan reacties als: toen jullie nog projecten deden zagen we jullie nog wel eens in het veld en gebeurde er iets in de dorpen; nu blijven jullie op kantoor in de hoofdstad zitten en geven jullie het geld aan die dieven.

Ze ziet ditzelfde contradictorische proces zich ook afspelen binnen de eigen institutie. Onder het mom van eigenaarschap wordt er niet meer vanuit het centrum (het Ministerie van OS) bestuurd, maar worden er overal veldkantoren opgezet. Omdat het centrum de na­tuurlijke reflex heeft tot inkrimping van het personeel en tegelijk tot wantrouwen van wat er zich te velde afspeelt, worden de veldkantoren aan stringente controles onderworpen, zodat het personeel vanwege het vele papierwerk de hoofdstad niet meer uitkomen. Het personeelsbestand in het veld krimpt dus, maar in het ministerie blijft het gelijk of dijt uit want de controles moeten gecontroleerd worden. Centraliseren door te decentraliseren. Dit kwam ons zeer bekend voor.

Tegengestelde belangen en de rol van ontwikkelingswerkers
Belangwekkend is ook haar inzicht dat er een verschil is tussen 'gecompliceerde' en 'com­plexe' ontwikkelingsproblemen. Bij de eerste kan je resultaatgericht, volgens recepten en logframes werken, omdat de uitgangsgegevens ('baseline') en de eindresultaten wel min of meer vast liggen. Maar bij complexe problemen moeten de subjecten zelf proberen de beginsituatie te definiëren, evenals de tussen- en einddoelen, en de daarbij te gebruiken methoden. Er zijn veel te veel interacterende factoren die de ontwikkelingswerker onmo­gelijk allemaal kan overzien. Hij/zij heeft daarbij op zijn best de fameuze 'katalyserende' rol.

Aan het einde van haar carrière trekt ze de conclusie dat je deze contradicties alleen kan overwinnen door je steeds te bezien vanuit de blik van de ander, en er zo achter te komen dat je eigen goede bedoelingen veelal heel anders, en minder complimenteus worden waargenomen. Als Europeaan blijf je de imperiale ballast houden, hoezeer je ook zelf denkt daarvan verlost te zijn. Op dat inzicht moet je je acties baseren, en dat leidt tot het stre­ven naar kleine stapjes waarin je afziet van 'het betere' om 'het goede' zeker te stellen: 'small wins'. Daarbij moet je inzien dat het lot van de ontwikkelingswerker is om de pro­cesmatige be­nadering die je in het veld probeert te praktiseren aan je werkgever als resul­taatgericht (lees 'logframe-achtig') te verkopen. 'Subversive accomodation' noemt ze dit.

'Reflexieve praktijk' en streven naar sociale rechtvaardigheid
Juist diegenen onder de Boekworcers die beleidsfuncties hebben vervuld was Eyben's boek een feest der herkenning. Ook leidde het tot persoonlijk gewetensonderzoek: van­uit welke persoonlijke en professionele ideologieën werken we eigenlijk. De conclusie was dat het werken vanuit een soort filantropische of empathische motivatie onvol­doende is. Het gaat inderdaad om een streven naar sociale rechtvaardigheid, net als Eyben belijdt. Het verbaasde dan ook dat zij tijdens een bezoek aan Burundi sugge­reert dat in dit land veel effectiever sociale ontwikkeling wordt bereikt dan in buurland Rwanda.

Ook constateerden wij dat ze geen bevredigend antwoord kon geven op de door haarzelf gestelde vraag wat het vervagen van de grens tussen de ontwikkelde en de ontwikkelings-wereld voor de ontwikkelingspraktijk nu eigenlijk betekent.
Dit boek is pittige kost, maar geeft bij nauwkeurige lezing zijn zeer waardevolle inzichten prijs.

Discussie door: Erik, Gerrit, Karel en Margo
Verslag: Erik van der Sleen

International Aid and the Making of a Better World - boekbespreking

Dit boek is een persoonlijk verslag van de ervaringen van een ontwikkelingsdeskundige en tegelijk een ernstige poging om te zoeken naar wat de kern kan zijn van ontwikkelingswerk. Speelt ontwikkelingssamenwerking een rol in het beter maken van de wereld? Het blijft een vraag. De verdienste van de auteur bestaat erin die vraag langs allerlei kanten te onderzoeken, inclusief haar persoonlijk verhaal.

International Aid and the making of a better World - Reflexive Practice

auteur: Rosalind Eyben
uitgeverij: Routledge (2014) ISBN 9780415656733 

De auteur en haar achtergrond
Eyben komt uit een Marxistisch gezin in Engeland. Haar ouders verdedigden het communisme, maar op school hoorde zij een ander geluid, dat communist zijn verkeerd was. Daaruit is haar ambivalentie gegroeid ten aan zien van doctrines en politieke systemen. Toen de muur van Berlijn viel bleek een heel andere realiteit dan dat waarvoor haar ouders hadden gestreden.

Zij studeerde af in antropologie. Haar eerste kennismaking met de ontwikkelingswereld had plaats in de vorm van veldwerk in Burundi, een scriptie over Hutus en Tutsi’s. Eyben is eigenlijk vrij laat uit het comfort van een koloniaal of post-koloniaal leventje gestapt: zij verbleef zij als echtgenote in Congo, Benin, Sudan. Dit is haar soms op enigszins arrogante manier geformuleerde boodschap: dat we goed moeten nadenken over wat en hoe we bezig zijn: “I am still struggling to understand my own motives and why for so long I have wanted to do good somewhere else than at home” (pag 161).

Later kreeg ze een baan in het Britse ministerie voor OS. Daar werkte zij zich op tot het hoofd van de afdeling Sociale Ontwikkeling. Na een verblijf in Bolivia begon tenslotte een loopbaan van onderzoek en onderwijs in ontwikkelingsvraagstukken.

Van bouwen, naar armoedebestrijding...
Haar boek is een verslag van haar zoektochten in die landen en ook van de veelheid van theorieën en paradigma ’s waarmee de auteur in de “ontwikkelingswereld” te maken had. Zij vertelt hoe ontwikkelingssamenwerking eerst het domein was van ingenieurs en technici die in arme landen wegen en scholen bouwden. Toen kwamen de economen die nadachten over armoede en rijkdom. Hoe kom je weg uit armoede? Armoedereductie werd de grote slogan en langdurig de modeterm bij uitstek, van de Wereldbank tot de kleine NGO.

Eyben beschrijft met Britse humor hoe zij zich onttrok uit het “economisme” en een afdeling sociale zaken hielp op richten in DFID. Daar moest zij zich verantwoorden met meetbare eenheden, met gedegen onderzoeksmethoden. Het heeft lang geduurd eer de “chief social adviser” op gelijke voet stond met de “chief economist” (pag.91).

... naar sociale rechtvaardigheid
Het uiteindelijke doel van ontwikkelingssamenwerking, schrijft zij, is niet alleen armoede verminderen maar ook positief bijdragen aan sociale rechtvaardigheid in de wereld. Auteurs als Bob Deacon en anderen hielpen haar om concepten van sociale rechtvaardigheid hard te maken (pag 103). Sociale rechtvaardigheid is een veel meer diepgaand proces dan het inbrengen van sociaal dienstbetoon in een samenleving.

Politieke en historische context
Zo komt zij langs een hele omweg, na de val van de muur van Berlijn en van de Sovjet unie, toch weer terecht bij de idealen van haar ouders. Al hadden zij zich grondig vergist in hun politieke keuze, toch was hun drijfveer voor haar betekenisvol. Tegelijk hielp dit hele complexe proces van diepgaande economisch-politieke veranderingen haar om de relativiteit van ideologie te zien en voortdurend te blijven zoeken in “nadenkende praktijk” (vandaar de ondertitel van het boek).

Een van haar inzichten heeft betrekking op het belang van geschiedenis en machtsuitoefening. Wie geen rekening wil houden met de koloniale voorgeschiedenis enerzijds, met machtsmisbruik anderzijds, kan moeilijk begrijpen wat er in een aantal landen echt aan de hand is. Een pakkende passage in het boek is haar onverwacht snelle vertrek uit een receptie bij de Wereldbank vertegenwoordiger in Bolivia. Plots wordt zij overmand door schaamte over de manier waarop expats en ontwikkelingsexperten gezellig champagne drinken met elkaar. Zij heeft het bepaald moeilijk met vergaderingen over armoedereductie terwijl buiten op straat de mijnwerkers hard demonstreren tegen de regering en uiteen geslagen worden.

Op het einde van het boek komt zij terug in Burundi- in 2012 of daarrond. Zij is vreemd genoeg enthousiast over de vrijheid aldaar. Burundi is een democratie “favourably comparing with the authoritarian regime in neighbouring Rwanda”, dat schrijft ze op pag 171. Net terug uit Burundi en Rwanda kan ik zelf helaas volstrekt niet meegaan met deze analyse. Eyben vergist zich hier deerlijk, denk ik, na wat ik daar gezien en meegemaakt heb. Maar laat ik ook op mijn beurt voorzichtig zijn.

Inzicht, analyse en reflexieve praktijk
Reflexieve praktijk, daar komt ze op uit. Dat is wat we nodig hebben, meer dan dat kunnen wij als spelers in het spel van de internationale samenwerking eigenlijk niet doen. In het slothoofdstuk komt de vraag over de mogelijkheid van betere wereld aan bod. Dat kan als we maar genoeg inzicht hebben in onze eigen motieven en in de eerste plaats ons zelf begrijpen. Een wijze les van dit boek, een verademing in de veelheid van meestal kurkdroge onpersoonlijke analyses omtrent ontwikkelingsvraagstukken.

Boekbespreking - Karel van Hoestenberghe, december 2016

dinsdag 13 september 2016

Ubuntu en Nelson Mandela - boekbespreking

Boekworc bespreking 6 september 2016 over:
Henk Haenen: Ubuntu en Nelson Mandela. Afrikaanse filosofie van verzoening
(2016, Uitgeverij Damon)

Karel van Hoestenberghe heeft een degelijke samenvatting met enkele beschouwingen geschreven. Het verdient aanbeveling deze eerst te lezen alvorens aan dit verslag te beginnen, zie hier.

De discussie binnen de Boekworc groep werd gevoerd op basis van wat ons het meest heeft geraakt bij het lezen van dit boek: wat was een nieuw inzicht, heeft de Ubuntu filosofie bewust of onbewust een rol gespeeld bij ons werk en kunnen we er nu lessen uit trekken?

Ubuntu: Gemeenschapsgevoel en palaveren om conflicten te overwinnen
De basisprincipes van Ubuntu: Het gemeenschapsgevoel, het overwinnen van conflicten door middel van het palaver en het langdurige spreken, het oplossen van heftige conflictsituaties door de haat te om te zetten in positieve energie en het onderdeel te laten zijn van een doorlopende sociale dynamiek, zijn alle zaken die we herkennen uit ons eigen werk. Het gaat anders dan het oplossen van conflicten door een uitruil van belangen, zoals we in onze samenleving vaak zien.

Bezinning, verzoening en de keerzijde
Ubuntu is een ethisch kompas en een bezinning op het leven. De Afrikaanse capaciteit tot verzoening die eruit voortkomt heeft onze bewondering, zeker als het gaat om de manier waarop Nelson Mandela dit aan de wereld heeft gedemonstreerd. Maar we zijn niet blind voor de nadelen van dit gemeenschapsgevoel en het zwakker ontwikkelde individualisme: het conformisme en de vaak verstikkende familie- en tribale verplichtingen. Gemeenschapsgevoel is een tweesnijdend zwaard: waar de gemeenschap ophoudt kan door strijd om schaarse middelen na-ijver en vijandschap ontstaan en bloedige tribale conflicten.

Haenen heeft de neiging om dit te veronachtzamen; er hangt over het boek een sluier van negatieve generalisaties over 'het Westen' en positieve generalisaties over 'Afrika'. Dat verzwakt zijn betoog. De negatieve stereotyperingen die hij geeft over het Westen, hoe begrijpelijk ook tegen de achtergrond van de Apartheid, doen de Europese rechts- en verzorgingsstaten tekort. Al mogen we niet zeggen dat de grimmige praktijk van het actuele Afrika per sé in strijd is met de levensleer van Ubuntu. Net als b.v. het Christendom is Ubuntu een nobel streven, geen eindtoestand.

Recht kan onrechtvaardig zijn
Het boek maakt dat we ons iets realiseren dat we soms vergeten: dat het mogelijk is dat het recht onrechtvaardig is. De Apartheidsstaat in Zuid Afrika was daar bij uitstek een voorbeeld van. De Europese overheersing speelde de hoofdrol in het onrechtvaardig maken van het door hen opgestelde recht. Deze methode is helaas ook gebruikt door Afrikaanse potentaten zoals Mobutu die naar eigen zeggen dezelfde methoden gebruikte als Leopold II. De sterkere minacht en onderdrukt de zwakkere en vindt dat vanzelfsprekend. Dat dit een oude en sterke onderstroom is in onze cultuur wordt wel aangetoond door de inzichten over slavernij en de Afrikaan van een aantal grote Europese verlichtingsfilosofen. Het minste wat we kunnen doen is dit onder ogen te zien en ons ervan te ontdoen. Al is het een cliché: net als er slechte en goede Europeanen zijn, zijn er slechte en goede Afrikanen.

Werkstraf - Ubuntu levensvisie in de westerse rechtsgang
Mandela was jurist en dat is te herkennen in de wijze waarop hij de Ubuntu levenswijze in het recht gerealiseerd zag. Criminaliteit wordt gezien als de doorbreking van de gemeenschapsharmonie. De veroordeelde crimineel wordt niet uit zijn gemeenschap gestoten, maar de gemeenschap wordt ingeschakeld om de harmonie weer te herstellen, op basis van de oprechte bekentenis. Dit werd bijvoorbeeld in praktijk gebracht via de Waarheids- en Verzoeningscommissie. In verschillende post-conflictsituaties ter wereld is dit voorbeeld overgenomen. Iets daarvan krijgt langzamerhand ook plaats in de westerse rechtsgang, via de werkstraf ten bate van de gemeenschap en de mogelijkheid om slachtoffers en daders met elkaar te confronteren en verzoenen. Zo zie je maar dat het niet alleen muzikale invloeden zijn die vanuit Afrika de weg naar de rest van de wereld vinden.

De Ubuntu levensvisie is in overeenstemming met de opvatting van Amartya Sen: wat we vooral kunnen doen is proberen een onrechtvaardige wereld iets rechtvaardiger te maken. Dat is Mandela gelukt op politiek gebied – niet echt op economisch vlak. De 'distributieve rechtvaardigheid' is in Zuid Afrika nog veraf.

Een los eind in de discussie was de vraag of de Ubuntu-visie een rol heeft gespeeld in de Zuidelijk Afrika beweging in de 60-er en 70-er jaren. Daarover hadden we geen herinnering, wel over de nadruk die er gelegd werd op de gruwelijke situatie en navenante problemen.

De indruk die het boek na lezing achterlaat is, dat het gebaat zou zijn geweest bij een goede redactie: er staan te veel herhalingen in. En de citaten van de filosoof Ramose, waarop Haenen zijn omschrijving van Ubuntu grotendeels baseert mogen dan zeer poëtisch zijn, ze zijn soms moeilijk te begrijpen.

Boekbespreking door: Erik, Margo, Gabrielle, Gerrit en Karel 
Verslag: Erik van der Sleen

Ubuntu en Nelson Mandela - enkele kanttekeningen

Ubuntu en Nelson Mandela. Afrikaanse filosofie van verzoening

Auteur: Henk Haenen
Uitgeverij Damon, 2016
ISBN 978 94 6036 224 8, 293 pag.

Dit boek bestaat uit twee delen. Eerst een filosofische verkenning van wat Ubuntu is, wat het betekent in de Afrikaanse samenlevingen en hoe het zich verhoudt met andere filosofische paradigma ’s en denkbeelden. Daarna volgt in het tweede deel een bespreking van de strijd van Mandela tegen apartheid en wat de Ubuntu filosofie betekend heeft voor deze strijd, vanaf zijn jeugd en veroordeling tot de succesvolle vrije verkiezingen in Zuid Afrika in 1994.

Twee filosofen komen sterk naar voor in dit werk. Kimmerle in de eerste plaats, de Duitse hoogleraar die in Rotterdam aan de Erasmus universiteit vergelijkende filosofie doceerde met nadruk op interculturele verbanden. Zijn kritiek op Hegel en het eurocentrisme zit stevig in elkaar. Daarnaast de Afrikaanse filosoof Ramose en zijn standaardwerk “African Philosophy through Ubuntu” , waarin de sterke verbondenheid tussen mens en gemeenschap, eigen aan Ubuntu, helder verwoord wordt. Ramose vertelt op soms poëtische wijze waar het om gaat bij Ubuntu.

Wat is Ubuntu?

In de definitie van Ramose komen twee begrippen, Umu en Ntu, bij elkaar. Het gaat om mens zijn als geheel door een combinatie van de bezielde en bezieling biedende persoon. Ubuntu verwijst naar verbinding, naar wisselwerking tussen mens en omgeving, naar verbinding tussen verleden, heden en toekomst. Het verschil met de meeste typisch westerse filosofische denkbeelden bestaat in een grotere nadruk op gemeenschapszin in het Ubuntu denken.

Het “wij” staat centraal, Ubuntu heeft een breder uitgangspunt in de tijd in vergelijking met de typisch westerse filosofie. Levende doden, levenden en nog niet-geborenen horen bij elkaar, zijn samen, verbonden. Die tijdsvisie heeft ook een ruimtelijke component, mens en natuur zijn namelijk ook samen en verbonden. Palaveren tot er een consensus ontstaat hoort daarbij.

De Ubuntu filosofie is volgens dit boek de dragende kracht geweest voor de strijd die Mandela gevoerd heeft en ook voor de verzoening die hij daarna tot stand bracht. “Ubuntu werd door Mandela als een samenhangende set van levensprincipes opgevat, waarmee hij zelf nieuwe vormen creëerde in politieke en maatschappelijke visie en praktijk”.(pag.159).

Een typisch voorbeeld van die gemeenschapszin blijkt uit het gedrag van Mandela na zijn vrijlating. Hij heeft telkens weer getracht zijn medestrijders van het ANC te informeren en te betrekken bij de moeilijke onderhandelingen met het apartheidsregime die hij zelf moest voeren. Soms viel hem dat zwaar en bereikte hij de grens van de gemeenschapszin. Dan moest hij op eigen kompas varen.

Recht en rechtvaardigheid

De auteur biedt in het boek ook uitgebreid aandacht aan de invloed van Ubuntu op vraagstukken van juridische aard zoals de rechtsvorming die nodig was om een nieuwe staat in te richten na de apartheid. De jurist Mandela was doordrongen van een besef van het nut van degelijke juridische kaders en tegelijk van het noodzakelijke streven naar rechtvaardigheid waarbij bestaande kaders moesten doorbroken worden.

Opkomen tegen apartheid stond voor hem gelijk met vechten voor mensenrechten. Zijn besef van hogere waarden in het recht bracht Mandela naar de strijd voor een meer rechtvaardige samenleving over grenzen van talen, groepen, volkeren heen. Dat zou nooit lukken zonder echte, gewapende en georganiseerde strijd. Daar koos hij voor, hij werd veroordeeld, en was gedurende 27 jaar een gevangene.

In die tijd heeft hij zijn opvattingen over een rechtvaardige samenleving onderzocht . Het betekende voor hem dat alle inwoners van Zuid Afrika een gelijke behandeling verdienen. Ubuntu is daarbij het ethisch kompas, de bezieling die nodig was om nieuwe staatsstructuren te bedenken. En werd bovendien een onmisbare baken om na de verkiezing de waarheids- en verzoeningscommissie te installeren. De manier waarop een eigen-aardige verzoening tot stand kwam in Zuid Afrika was het logische gevolg van het gemeenschap denken, zo stelt de auteur van dit boek het.

Enkele kritische noten

Dit boek inspireert, doet nadenken, belicht weinig gekende aspecten van Ubuntu als Afrikaanse levensbeschouwing en het impact daarvan. Het boek heeft ook zwakke kanten. Het is soms houterig geredigeerd en mist een zwierige schrijfstijl. Met de hulp van een vlotte eindredacteur zou dit boek veel meer lezers kunnen bereiken.

Inhoudelijk wordt het debat degelijk gevoerd, maar soms klinkt de tegenstelling tussen Afrikaans denken en handelen en Westers denken en handelen wat stereotiep. Starheid, geweld, onverdraagzaamheid, collectief egoïsme komt overal voor waar mensen zijn en zijn niet alleen eigen aan kolonialisme en apartheid. Ook in Afrika zijn vandaag leiders en regimes aan de macht die met geweld overeind blijven. Ubuntu is een ideaal, een wijze manier van mens zijn, een inspiratiebron, maar waar in Afrika wordt daar echt naar geluisterd?

Mandela deed het wel, dat is de centrale stelling van het boek. Maar is Mandela niet in wezen een wijze en verdraagzame, rechtschapen en krachtige persoonlijkheid geweest, zoals Martin Luther King en Gandhi en nog vele anderen dat ook waren en zijn? Misschien is de betekenis van de Ubuntu filosofie in essentie een Afrikaanse verwijzing naar mede menselijkheid, naar humanisme en universele mensenrechten die overal ter wereld zichtbaar zijn voor wie ze wil zien.

Blogpost door Karel van Hoestenberghe

maandag 25 juli 2016

BoekWorc over Afrikaanse filosofie van verzoening

Op dinsdag 6 september bespreekt BoekWorc :

Ubuntu en Nelson Mandela - Afrikaanse filosofie van verzoening
Auteur: Henk Haenen
Uitgeverij Damon, 2016

Contact en aanmelden: Karel van Hoestenberghe

Details:  Uitgeverij Damon