dinsdag 26 januari 2016

Heineken in Afrika - Het mysterieuze Belgische dochterbedrijf

Blogpost van Olivier van Beemen overgenomen uit NRC.nl
6 november 2015

De mysterieuze Belgische dochter van Heineken

Om extra inkomsten uit Afrika naar Europa te brengen, laat Heineken Afrikaanse dochters verplicht grondstoffen bestellen in België. Dat gaat ten koste van de gastlanden. 

Foto Heineken International BV
Tijdens zijn speech voor de Algemene Vergadering van
de Verenigde Naties noemde Mark Rutte bierbrouwer Heineken als een voorbeeld van een private onderneming die bijdraagt aan de ontwikkeling van Afrika. De premier roemde het initiatief om in Afrikaanse brouwerijen steeds vaker gebruik te maken van lokaal geproduceerde gewassen in plaats van import.

De – in Ruttes woorden – world-famous Dutch brewer ligt goed in hoge kringen. Tijdens een bezoek aan Ethiopië eind 2013 stak ook koningin Máxima de loftrompet over de multinational en minister Lilianne Ploumen voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking liet haar waardering voor het bedrijf de afgelopen jaren eveneens meermaals blijken.

Wat zij waarschijnlijk niet weten, is dat Heineken al decennialang gebruik maakt van een speciale dochteronderneming om tientallen miljoenen euro’s uit Afrika naar Europa door te sluizen. Zo benadeelt het bedrijf de fiscus en de economie van de elf Afrikaanse landen waar het dochterondernemingen bezit of met partners opereert. De Afrikaanse brouwerijen zijn – ook zonder deze extra inkomsten – zeer rendabel voor de multinational. De regio Afrika en Midden-Oosten was in 2014 goed voor ruim 14 procent van de totale omzet en het verkochte volume van Heineken, en voor meer dan 20 procent van de winst. Dat wil zeggen dat Heineken per verkocht biertje in Afrika bijna de helft meer overhoudt dan het wereldwijde gemiddelde, wat onder meer het gevolg is van lage personeelskosten en hoge prijzen.

Behalve winst strijkt de brouwer ook geld op uit royalty’s die de Afrikaanse dochters betalen voor het gebruik van de lokale en internationale merken, uit technische hulpverlening en bijdragen aan marketingcampagnes.

Een volle Belgische dochter
En er is de International Beverages Corporation, een volle Belgische dochter van Heineken, die is gevestigd op de vierde etage van een anoniem bedrijvenpand aan de Terhulpensesteenweg langs de zuidrand van Brussel. Ibecor, zoals het bedrijf kortweg wordt genoemd, is een inkoopkantoor met 25 werknemers, speciaal gericht op Afrika, en bestaat los van het centrale inkoopcentrum dat bij de grootste Nederlandse Heineken-brouwerij in Zoeterwoude is gevestigd.
De uitzonderlijke omstandigheden in Afrika, vooral op logistiek gebied, zouden zo’n aparte entiteit rechtvaardigen. “Het is geen sinecure om een nieuwe bottellijn – met vijfduizend onderdelen – door de haven van Lagos te krijgen”, zegt een voormalige hoge manager van Heineken. Andere onderontwikkelde en verder afgelegen gebieden waar Heineken brouwerijen bezit, zoals Haïti, Papoea-Nieuw-Guinea of de Salomonseilanden, worden echter niet door een gespecialiseerde organisatie bediend. Een woordvoerder van Heineken wil niet zeggen waarom dat zo is.

Heineken in Afrika en het Midden-Oosten
Als grootafnemer kan Ibecor aanzienlijke kortingen bedingen op de geleverde grondstoffen, onderdelen en machines, waarvan diverse ingewijden bij Heineken zeggen dat die niet worden doorberekend aan de Afrikaanse dochterondernemingen. Bij elke transactie worden volgens deze bronnen, die veelvuldig met Ibecor zaken hebben gedaan, bovendien commissies in rekening gebracht.

Dat leidt er vaak toe dat Afrikaanse brouwerijen bedragen moeten neertellen die ruimschoots boven de marktprijs liggen. Onderhandelen of een aanbesteding is doorgaans onmogelijk. Gerstemout, een van de hoofdingrediënten van bier, wordt vaak ingekocht bij een andere Belgische dochter van Heineken, Mouterij Albert, waardoor de marges verder oplopen.

Op zeven na grootste bedrijf
Het levert goed geld op. Binnen de biersector in België is Ibecor met een omzet van bijna 60 miljoen euro het op zeven na grootste bedrijf, groter dan bijvoorbeeld Palm, Chimay en Westmalle. De winst bedroeg in 2014 ruim 55 miljoen euro, wat gelijkstaat aan 8 procent van de winst die Heineken in de regio Afrika en het Midden-Oosten boekte.

Zowel bij lokale medewerkers in Afrika als onder expats heerst onbegrip of zelfs verontwaardiging over de gang van zaken. Een voormalige directeur in de Democratische Republiek Congo vertelt dat hij zoveel mogelijk suiker bij een lokale groothandel kocht, die aanzienlijk goedkoper was dan Ibecor. “De kwaliteit was goed en ze hadden altijd voldoende voorraad. Ik stelde voor meer bij hem te kopen en zo te besparen op de kosten, waarmee ik ook de lokale handel zou bevorderen: een win-winscenario. Heineken weigerde. Ik moest en zou de helft bij Ibecor blijven bestellen.”

Een voormalig adjunct-chef magazijn in Rwanda kan zijn boosheid niet onderdrukken als hij zich Ibecor herinnert. “Ik weet precies wat we binnenkregen en wat we moesten betalen: grondstoffen, advertentiemateriaal, kantoorartikelen, auto’s, machines. Als je de prijs omrekende naar Rwandese francs, viel je van je stoel. Het was diefstal, georganiseerde diefstal. Soms was het mogelijk een eenvoudig onderdeel gewoon lokaal te laten maken, maar dat mocht niet. Je moest het bij Ibecor bestellen voor het tienvoudige. Dat is erg ongunstig voor het bedrijf en voor de economie van Rwanda. De schaarse buitenlandse deviezen vloeiden het land uit.”

Ook een Nederlandse oud-medewerker die tot voor kort op een Afrikaanse brouwerij werkzaam was, toont verbazing. “Wat gek genoeg vaak bij ze ontbreekt, is een stukje specialisatie. Meestal is het handiger om direct met een leverancier te dealen. En ze waren duur. We wilden Ibecor inschakelen om tabletcomputers te kopen voor onze verkopers, maar Bol.com was 20 procent goedkoper.”

Ibecor belangrijk in Afrika
Ibecor ontstond in 1971 als een joint venture tussen Heineken en de Belgische onderneming Compagnie Lambert pour l’Industrie et la Finance, onder leiding van de invloedrijke Belg Paul Bodart, de schoonvader van de huidige Heineken-topman Jean-François van Boxmeer. In 1982 hield het Belgische partnerbedrijf het voor gezien in Afrika en nam Heineken de aandelen over. Bodart hield de touwtjes bij Ibecor in handen tot aan zijn overlijden in 1986, toen de carrière van zijn schoonzoon bij Heineken net was begonnen.

Tijdens de moeilijke jaren tachtig en negentig, toen grote delen van het continent werden geteisterd door oorlog, honger en economische rampspoed, was de Belgische dochter van essentieel belang om geld te blijven verdienen in Afrika. Eind jaren tachtig kwam er jaarlijks nog altijd zo’n 30 à 35 miljoen gulden in harde valuta uit het geplaagde Afrika, goeddeels dankzij Ibecor. Heineken besefte evenwel dat de commissies omstreden waren. De brouwer schreef zelf in een notitie “dat het in toenemende mate moeilijker zal worden om in Afrika op ‘legale wijze’ geld te verdienen, wanneer we tenminste denken in termen van ‘offshore’-inkomsten, derhalve inkomsten in harde valuta” en vond het van groot belang om de directie ‘buiten schot’ te houden: er moest een veilige afstand worden bewaard tussen de top van Heineken en de Afrika-activiteiten. Die rol nam Ibecor op zich. De dochteronderneming werd gezien als “een ‘buffer” tussen het hoofdkantoor en de Afrikaanse brouwerijen”, zoals het interne blad Heineken International Magazine het in 1987 omschreef. In 1989 dreigde een oud-medewerker volgens de notulen van de raad van bestuur vertrouwelijke informatie naar buiten te brengen over Ibecor, die hij van grote waarde achtte: hij vroeg een miljoen gulden zwijggeld. Hoe deze zaak afliep, vermelden de beschikbare archieven niet.

Tegenwoordig vestigt Heineken op geen enkele manier de aandacht op de Belgische dochter. Sinds 2013 wordt haar bestaan zelfs niet langer in het jaarverslag vermeld, daarvoor wel. “Wat me opviel, is dat er altijd geheimzinnig werd gedaan over de betalingen aan Ibecor”, zegt een voormalige Nederlandse expat van Heineken met ruime ervaring in verschillende Afrikaanse landen. Tot voor kort had hij veel te maken met de Belgische dochteronderneming. “Het mocht nooit ergens zwart op wit opgeschreven worden, absoluut niet. Na de dood van Bodart had het bedrijf eigenlijk geen bestaansrecht meer. Het was logisch geweest de activiteiten naar Amsterdam of Zoeterwoude over te hevelen. De reden dat ze dat niet hebben gedaan, is eenvoudig: Ibecor is een dekmantel voor zaken waarmee Heineken de eigen goede naam niet in verband wil brengen.”

Beursnotering
Doordat de winst in het gastland lager uitpakt en door een beroep te doen op buitenlandse deviezen die in veel Afrikaanse landen schaars zijn, benadeelt Heineken de lokale fiscus en de economie. Bovendien lopen lokale partners – de meeste Afrikaanse brouwerijen zijn niet voor de volle 100 procent in het bezit van Heineken – en aandeelhouders inkomsten mis. Nigerian Breweries en het Rwandese brouwbedrijf Bralirwa hebben in eigen land een beursnotering. Zouden hun aandeelhouders weten hoe de vork in de steel zit? „Dat kan inderdaad tot boosheid leiden”, zegt de eerdergenoemde ex-manager van Heineken. “Waarom zou een lokale aandeelhouder de korting die Ibecor bedingt niet mogen opstrijken?”

Het concern lijkt bovendien in strijd te handelen met de richtlijnen van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO), die verrekenprijzen (transfer pricing) tussen verschillende ondernemingen binnen een multinational omschrijft als “een bijzonder belangrijk onderwerp in het kader van goed burgerschap voor ondernemingen”. De organisatie schrijft voor dat er altijd volgens het arm’s length-principe moet worden gehandeld, wat betekent dat ondernemingen binnen eenzelfde concern elkaar prijzen in rekening moeten brengen voor goederen en diensten die vergelijkbaar zijn met de tarieven die zij een buitenstaander zouden vragen, om te voorkomen dat er met winsten of verliezen wordt geschoven om belasting te ontwijken.

Bij Heineken is dat ogenschijnlijk niet het geval, aangezien dochterondernemingen vaak meer dan de marktprijs betalen. Vaststelling van misbruik en controle is echter lastige materie, zo geeft de OESO zelf toe: “Erkend wordt dat het voor zowel multinationale ondernemingen als belastingautoriteiten vaak moeilijk vast te stellen is of gehanteerde verrekenprijzen in afdoende mate het arm’s length-principe weerspiegelen en dat diens toepassing geen exacte wetenschap is.”
In een reactie laat Heineken weten het niet eens te zijn met de manier waarop Ibecor wordt afgeschilderd, maar het bedrijf wijst niet op feitelijke onjuistheden. De multinational benadrukt dat het niets illegaals doet en beweert te voldoen aan de OESO-richtlijnen voor verrekenprijzen. Op de vraag of de prijzen die Ibecor in rekening brengt bij Afrikaanse dochterbedrijven niet boven de marktprijs liggen, gaat het bedrijf niet in.

Blogpost van Olivier van Beemen, auteur van 'Heineken in Afrika'
overgenomen uit NRC.nl | 6 november 2015



Geen opmerkingen:

Een reactie posten